WONEN IN ITALIË – Een ander leven
Wat is mijn leven toch veranderd, dacht ik gisteren nog toen ik een stapel hout aan het verplaatsen was. Giorgio, mijn Bosnische vriend die me met de tuin helpt, was hier al vroeg om een regenscherm aan te brengen in mijn houtopslaghuisje.
Onder het afdak lag nog een stapel oud hout. "Christina je kunt dat nieuwe hout dat je besteld hebt niet zomaar over dat oude hout heen stapelen" waarschuwde Giorgio me. "Eerst moet je dat oude hout opbranden. Je moet er een aparte stapel van maken. Dek het af met dit zeil."
Hij had gelijk. Dat oude hout ligt er al lang, het wordt er niet beter op. Dus de hele ochtend met armen vol houtblokken een nieuwe stapel op het terras gemaakt. Morgen komt het nieuwe hout. Dat kan ik dan mooi onder m'n nieuwe afdakje stapelen. Lekker praktisch bezig.
Iedere dag is hier weer anders. Gisteren heb ik tien kilometer gelopen. Ik zou bij Bruna in Valle langs gaan. Het was zo'n mooi weer, dat ik dacht: ik ga lopen! Ik zou met haar het piepkleine kerkje bezoeken.
Het stikt hier van de kerkjes en kapelletjes en die worden allemaal gebruikt. Valle is een buurtschap van Mombarcaro en heeft ook weer een eigen klein kerkje. Ik had het nog nooit van binnen gezien. Don Aldo zou daar 's middags een mis opdragen.
Nu had ik dat eerder in San Bernardo bij het kleine kapelletje daar meegemaakt. Don Aldo die met een soort schoenendoos uit de auto kwam stuiven waar zijn attributen voor de mis inzaten en er in 20 minuten een mis doorheen jaste.
Deze keer dook hij een soort Ikea-kast in achterin het kerkje en trok z'n kazuifel eruit. We waren maar met z'n negenen. Ik ben dol op dit soort kneuterigheid. Het voelt voor mij alsof ik in een Italiaanse film zit.
Lopend op weg naar Valle had ik bericht van Bruna gekregen dat ze onverwachts weg moest. Ik liep toch gewoon door want ik ken genoeg andere mensen in Valle. En dat bleek ook wel weer want toen ik daar op een muurtje zat uit te puffen, stond Petruccia opeens voor me die me mee naar haar huis nam en me weer op de been bracht met een espresso.
Het weekend had een verrassing in petto. Monique, de leidster van het kerkkoor in Murazzano, had mij uitgenodigd voor een lunch met het hele dorp ter gelegenheid van de 35e verjaardag van de priester daar, Don Marco en de enige non in het koor, zuster Silvana.
Ik vond dat heel lief want ik heb er al twee jaar niet meer gezongen. Ze zingen nog steeds met mondkapje voor en daar is voor mij echt geen lol aan. Dus reed ik zondag naar Murazzano. Maar wie trof ik daar voor de lunch op het terras? Mijn vriendin Egle!
Ze zat er in een kring van vrienden die ik ook al eens had ontmoet. Allemaal mensen die opgegroeid zijn in Murazzano en daarna uitgewaaierd zijn over Italië. Stadse types, goed gekleed, duidelijk welgesteld.
Egle haalde me in het gezelschap en we genoten gezamenlijk van het apéritivo. Daarna ging ik naar de dorpszaal voor de feestelijke lunch.
Er stonden lange tafels. Het duurde even voordat iedereen zat. Vrouwen en mannen uit het dorp leidden alles in goede banen. Op hun vrije zondag hadden ze een heerlijke maaltijd voor ons gekookt. Ze kwamen met schalen langs de tafels. Wat was het leuk om iedereen weer te zien!
Claudia, Natalina, Andrea, Yolanda, Franco, Carlo, Elena, etc. En wat waren ze hartelijk! Die lieve Franco en zijn vrouw Domenica die iedere keer weer kwam vragen of ik nu weer kwam zingen. Natalina die mij na afloop trots aan haar knappe zoon voorstelde die haar maar niet aan kleinkinderen wil helpen.
Na een paar glazen wijn hief Giovanni een populair Italiaans lied aan. Meteen zong iedereen mee. Ver weg waren Oekraïne en andere ellende. De melancholische klanken van de oude liedjes zweefden door de zaal. Gelukkiger kun je mij niet maken. Opgenomen tussen gewone dorpsmensen, samen etend en zingend.
Later in Mombarcaro liep ik met een hoofd vol wijn, champagne en moscato langs de Provinciale weg mijn tienduizend stappen te volbrengen. In de verte kwamen twee dames me tegemoet. Piera en Graziella. Beiden breed glimlachend. Natuurlijk kende ik ze en natuurlijk moest er even een praatje gemaakt worden. Want zo gaat dat nu eenmaal hier.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.